![]() |
Ter
oriëntatie: de kaart is gericht op het zuiden
|
De
stat Dordrecht met de aenpalende landen als Out Dubbeldam, den Zuyt
en Noortpolder, den Alloysen of Boven polder, den polder van
Wieldrecht met de aenwassen. Als mede de Merwedegront Crayesteyn en
vordere rivieren voorby de voornoemden stadt loopende / nieulycx
uytgegeven door Matth. de Vries ; [gegraveerd door Bastiaen
Stoopendael]. Schaal
[ca. 1:17.000]. 1
kaart : kopergravure, handgekleurd ; 47,5 x 60 cm.
Als voorbeeld een stukje uit de tekst over 'De stat Dordrecht':
[
Sinds de Elisabethsvloed van 1421] "lag de stad Dordrecht op een klein eiland temidden van
uitgestrekte ondiepe wateren en tijdelijk droogvallende gronden. Al
snel bleek dat aanslibbingen in hoog tempo op allerlei plaatsen in de
omgeving verlanding teweegbrachten: verloren land werd geleidelijk
aan herwonnen. Dit mede een handje geholpen door de mens, want de
bewoners van Dordrecht plaatsten slikvangers en legden dijken aan
teneinde aan- en opslibbing te bevorderen. (...)
Het kostte Dordrecht vrij veel moeite om aan de landzijde goede verdedigingswerken te realiseren. Dat kwam doordat de ambachtsheren van het aangrenzende Dubbeldam niet erg meewerkten. Eindelijk, in 1602 werden de partijen het eens en kon de stadsvrijheid wat naar het zuiden (op deze kaart dus bovenaan) uitgebreid worden. Dubbeldam kreeg octrooi van de Staten om de droogvallende gronden in het ambacht te bedijken. ‘Den deyk van’t Oude Landt van Dubbeldam’ werd gesloten in 1603. We zien mooi centraal vanuit Dordrecht de door bomenrijen omzoomde straatweg dwars door Oud-Dubbeldam lopen. Het is een in het begin van de zeventiende eeuw door Dordrecht aangelegde verharde weg, die de ontsluiting van het groeiende aantal polders van het eiland moest verbeteren. De in 1616 bedijkte Noordpolder leverde bij een kortere dijklengte meer productief land op. De Zuidpolder volgde in 1617, de Aloysenpolder in 1652 en de Wieldrechtse polder in 1659. Niet dat al deze bedijkingen zonder kleerscheuren zware omstandigheden doorstonden. Zo deden zich in de Alloysenpolder onmiddellijk na de voltooiing, in december 1652 meteen een overstroming voor, gevolgd door de jaren 1653, 1659, 1665 en 1682. Ook de rampen van 1715 en 1717 lieten, zoals de kaart toont, hun sporen na."
Op bovenstaande kaart waar aangeduide overstromingen zijn aangegeven, ligt rechtsonder ook een stukje water in de vorm van een zeester met slappe pootjes. Dat is een eendenkooi, gebruikt om eenden te vangen. Dat dat aardig lukte, is te zien aan de cartouche (het plaatje): man haalt eenden uit mand. Op de grond ligt er al een met gebroken nek en de pootjes omhoog.